Een kat heeft net als de mens 2 nieren. Dit zijn 2 boonvormige organen die in de buik tegen de rug aan liggen. Ze hebben een belangrijke functie in het lichaam. De nieren bestaan uit een verzameling van filtertjes die het bloed zuiveren van afvalstoffen en die deze afvalstoffen, samen met water en zouten, uitscheiden in de urine. Ze zijn dus betrokken bij de water- en zouthuishouding en de uitscheiding van afvalstoffen, maar daarnaast ook bij het regelen van de bloeddruk en de aanmaak van rode bloedcellen.
Als de nieren niet goed hun werk meer kunnen doen is er sprake van nierfalen. Nierproblemen komen veel voor bij de kat. Hoe ouder de kat wordt, hoe groter de kans dat uw kat nierfalen ontwikkelt. Bij oudere katten heeft 3-4 op de 10 katten last van een nierprobleem. Nierfalen is dan ook de meest voorkomende doodsoorzaak bij de oudere kat. Het is daarom altijd verstandig om een kat met verschijnselen van een nierprobleem te laten controleren. Hoe eerder we er achter gekomen wordt dat de nieren niet goed meer functioneren, hoe eerder er een behandeling ingesteld kan worden. Gelukkig is er sinds kort een nieuwe test beschikbaar waarmee we nierproblemen in een veel eerder stadium op kunnen sporen (zie SDMA test).
Wat zijn de verschillende vormen van nierfalen?
Er zijn twee vormen van nierproblemen, acuut en chronisch.
Acuut nierfalen ontstaat heel snel. Dieren met acuut nierfalen gaan binnen enkele uren tot dagen hard achteruit. De oorzaak van acuut nierfalen kan bijvoorbeeld een verstopping van de plasbuis zijn, een ernstige nierbekkenontsteking of het binnenkrijgen van giftige stoffen. Dieren met acuut nierfalen zijn heel erg ziek, zijn vaak uitgedroogd en in ernstige gevallen kunnen de nieren geen urine meer produceren.
Vaker is er echter sprake van chronisch nierfalen. Dieren met een chronisch probleem gaan langzaam wat achteruit en hebben zeker in het begin wat vage klachten. In deze informatiebrief zullen we het chronisch nierprobleem verder beschrijven.
Hoe ontstaat chronisch nierfalen?
Als de nieren eenmaal beschadigd zijn, gaan ze vaak steeds verder achteruit. Heel vaak is er geen oorzaak voor de beschadiging te vinden, maar wordt er alleen gevonden dat de nieren niet meer goed werken. Soms is de oorzaak wel te achterhalen. Dan kan er gedacht worden aan erfelijke aandoeningen zoals PKD bij de pers of amyloidose bij de Abbessijn, vergiftigingen zoals een lelievergiftiging, een hoge bloeddruk of een te snel werkende schildklier, een nierbekkenontsteking, nierstenen, tumoren of infectieziekten zoals kattenaids of kattenleukemie. Als er aanwijzingen zijn voor een onderliggend probleem zal er verder onderzoek gedaan worden om dit aan te tonen en als het mogelijk is om deze oorzaak te behandelen.
Als een nier eenmaal beschadigd is zet deze beschadiging zich meestal voort en ontstaat chronisch nierfalen. Zoals eerder al genoemd bestaat de nier uit een verzameling filters. Als er 1 filter uitvalt, moeten alle resterende filters wat harder werken, waardoor ze dus zwaarder belast worden. Daarmee wordt de kans groter dat er nog een filter uitvalt en de andere filters dus nog meer belast worden. De nier kan zo in een neerwaartse spiraal terecht komen. Vaak wordt er ook bindweefsel in de nieren gevormd wat samen gaat trekken en zorgt voor schrompelnieren.
Als de nier beschadigd is, kan deze beschadiging niet meer genezen worden. Het enige wat gedaan kan worden is de nier ondersteunen en de achteruitgang proberen af te remmen. Hiervoor zijn gelukkig steeds meer mogelijkheden beschikbaar.
Wat zijn de verschijnselen van nierfalen?
Er zijn veel verschijnselen die kunnen wijzen op een nierprobleem. Vaak zijn 1 of meerdere van de volgende verschijnselen aanwezig:
- meer drinken en meer plassen
- slecht eten
- braken
- vermageren
- slechte vacht (plukkerig, opstaande haren)
- zweren in mond
- meer slapen, sloomheid
- bloedarmoede
Hoe wordt nierfalen aangetoond?
Als uw kat 1 of meerdere van de vorige klachten heeft is het verstandig om uw kat na te laten kijken. Het onderzoek van uw kat bestaat uit meerdere aspecten. Als eerste het lichamelijk onderzoek. Hierbij zal de dierenarts uw kat goed nakijken. Hierbij kunnen de volgende afwijkingen gevonden worden: zweren in de mond, slechte vacht, gewichtsverlies, uitdroging, afwijkende nieren (de nieren zijn vaak goed te voelen in de buik). De nieren kunnen zowel te groot als te klein zijn en onregelmatig aanvoelen.
De volgende stap is aanvullend onderzoek. Om te beginnen willen we graag wat urine onderzoeken. Als het lukt om het thuis op te vangen en dit mee te brengen is dit heel mooi. Vaak lukt dit echter niet. Dan kan, als er wat urine in de blaas zit, de blaas aangeprikt worden om wat urine af te nemen. Dit is niet pijnlijk voor de kat. In de urine kunnen er afwijkingen gevonden worden, zoals slecht geconcentreerde urine, eiwit of suiker en aanwijzingen voor een blaasontsteking.
Naast urineonderzoek is het ook nodig om bloedonderzoek uit te voeren. In het bloed wordt specifiek naar de volgende stoffen gekeken:
- SDMA: een nieuw onderzoek waarbij in een vroeg stadium nierproblemen opgespoord kunnen worden, voor meer informatie zie SDMA
- Ureum en creatinine: deze stoffen worden uitgescheiden door de nieren en zeggen dus wat over het functioneren van de nieren. Een verhoging van deze waarden wordt pas gezien als ongeveer 75% van de nieren niet meer werkt. Als deze waardes goed zijn, wil dus niet zeggen dat uw kat geen beginnend nierprobleem heeft.
- Fosfaat: als 85 % van de nieren niet meer werken kan het fosfaat verhoogd worden.
- Kalium: vaak verlaagd bij een chronisch nierprobleem. Bij een acuut probleem kan het soms ook juist weer te hoog zijn.
- Het gehalte aan rode bloedcellen: vaak ontstaat er bloedarmoede bij nierpatiënten
- Eiwit: als er veel eiwit via de urine verloren wordt kan dit leiden tot een laag eiwitgehalte in het bloed.
Met behulp van het urine- en het bloedonderzoek kan vaak de diagnose van nierfalen gesteld worden. Nu is het bloedonderzoek een momentopname en om de diagnose te bevestigen en een beeld te krijgen over de mogelijke achteruitgang van de nieren is het verstandig om na een aantal weken het bloedonderzoek te herhalen, het liefst bij een nuchtere kat.
Soms is verder onderzoek nodig als er aanwijzingen zijn voor een achterliggende oorzaak. Verder is het verstandig om de bloeddruk te laten controleren.
Gevolgen van chronisch nierfalen voor de kat
Als de nieren niet goed meer werken kunnen ze onder andere de urine niet goed meer concentreren. Dit is de reden dat katten met een nierprobleem veel gaan plassen. Als een kat met een nierprobleem niet veel kan drinken door wat voor reden dan ook, blijven ze wel veel plassen en zullen ze snel uitdrogen (veel sneller dan een gezonde kat). Uitdroging is heel slecht voor de nieren en hierdoor zullen de nieren nog sneller achteruit gaan.
Verder is het zo dat als een nier niet goed meer werkt de afvalstoffen ook minder goed uitgescheiden worden (ondanks dat er meer urine wordt gevormd). Dit leidt tot het ophopen van afvalstoffen in het lichaam waardoor een kat langzaam vergiftigd wordt. Dit ophopen van afvalstoffen gaat pas gebeuren als 50-75% van de nieren niet meer werkt en zie je dus pas in een laat stadium van nierfalen. Als katten veel afvalstoffen in hun lichaam hebben, voelen zij zich vaak niet lekker en dit kan zich uiten in niet willen eten. Verder kunnen er ontstekingen in de mond en maag ontstaan waardoor ze pijnlijk worden en misselijk kunnen zijn en niet meer willen eten. Als een kat niet wil eten, gaat de kat vet en spieren afbreken om aan energie te komen. Deze afbraakproducten moeten dan weer door de nieren uitgescheiden worden en zorgen voor een extra belasting van de nieren. Het is daarom erg belangrijk om een kat met een nierprobleem aan het eten te houden.
Via de voeding komen er natuurlijk ook allerlei stoffen het lichaam binnen. Een groot deel van die stoffen worden weer via de nieren uitgescheiden. Het is bekend dat met name eiwit en fosfaat in de voeding leiden tot belasting van de nieren. Als de nieren niet goed meer werken wordt het overschot aan fosfaat niet goed meer uitgescheiden en dit zal leiden tot een verhoging van het fosfaat in het bloed. Deze verhoging zet weer allerlei processen in gang die nadelig zijn voor de nier. Het is daarom belangrijk om de fosfaatopname te beperken bij een nierpatiënt. Verder is het zo dat in de meeste kattenvoeders een hoog gehalte aan eiwitten zit, dit is onder andere omdat eiwitten de voeding smakelijk maken. Het overschot aan eiwitten wordt niet gebruikt in het lichaam en wordt uitgescheiden door de nieren. Als er minder eiwit gevoerd wordt, ontstaan er minder afvalstoffen en worden de nieren minder belast. Daarom is het belangrijk om een nierpatiënt een eiwitarme voeding te geven. Het nadeel is echter dat deze voeding vaak ook wat minder smakelijk is en dat katten het wat moeilijk eten. Zoals hierboven al is beschreven is het allerbelangrijkste dat een nierpatiënt goed blijft eten en dit is nog belangrijker dan het eten van een eiwitarm dieet!!!
Katten met een nierprobleem kunnen door het nierprobleem een hoge bloeddruk krijgen. Andersom kan een hoge bloeddruk ook de oorzaak zijn van het nierprobleem. Een hoge bloeddruk zorgt voor een snellere achteruitgang van de nieren. Daarom is het ook altijd belangrijk om bij een nierpatiënt de bloeddruk te controleren en indien nodig te behandelen.
De nieren zijn ook betrokken bij de zouthuishouding in het bloed. Bij katten met chronisch nierfalen zien we regelmatig dat er sprake is van een laag gehalte aan kalium (kalium is een van de belangrijke zouten in het bloed) in het bloed. Hierdoor kunnen katten zich niet lekker voelen en slechter gaan eten. Het met ‘de kin op de borst zitten’ is een typische houding voor katten met een laag kalium in hun bloed.
Daarnaast zijn er nog een aantal problemen die voor kunnen komen bij nierpatiënten. Zo zijn nierpatiënten gevoeliger voor blaasontstekingen. Daarom is het belangrijk om altijd even de urine te controleren of hier aanwijzingen voor zijn. Verder kan er soms sprake zijn van suiker en/of eiwitverlies via de urine. Ook hier moet op gecontroleerd worden. Als er suiker in de urine zit, is de kans op een blaasontsteking nog hoger. Het verlies van suiker via de urine is niet te behandelen. Als er sprake is van eiwitverlies, kan hiervoor wel een behandeling ingesteld worden waardoor het eiwitverlies wat beperkt kan worden. Het verlies van eiwitten en suiker kan ook een oorzaak zijn voor vermageren.
Ook ontwikkelen nierpatiënt vaak een bloedarmoede, vaak is het maar een lichte vorm van bloedarmoede. Maar het kan natuurlijk wel bijdragen aan het niet lekker zijn van de kat.
Behandeling van een kat met chronisch nierfalen.
Bij een kat met een chronisch nierprobleem zullen de nieren nooit meer helemaal goed worden. De behandeling is er dan ook op gericht om de nieren te ondersteunen en minder snel achteruit te laten gaan. En om te zorgen dat de kat een zo goed mogelijk leven kan leiden.
Een aantal dingen zijn heel belangrijk bij de behandeling van een kat met nierfalen:
- Uw kat moet altijd beschikbaarheid hebben over voldoende schoon drinkwater om uitdroging te voorkomen.
- Uw kat moet eten om vermagering te voorkomen. Als het lukt is het beste om uw kat alleen nierdieet te laten eten. Naast een laag fosfaat en eiwitgehalte, bevat een nierdieet onder andere ook meer kalium en is het vetgehalte hoger. Dit zorgt ervoor dat uw kat minder hoeft te eten om voldoende energie binnen te krijgen. Het is bekend dat katten met een nierproblemen jaren langer leven als ze nierdieet te eten krijgen. Als uw kat wel wat van het nierdieet eet, maar onvoldoende om op gewicht te blijven, kunt u wat ander voer erbij geven wat uw kat wel goed eet.
- Als bij bloedonderzoek vastgesteld is dat er sprake is van een te hoog fosfaat moeten er maatregelen genomen worden om het fosfaat te verlagen. Soms gaat het fosfaat al omlaag als uw kat nierdieet eet, soms moet er aanvullend een fosfaatbinder gegeven worden. Dit kan ook nodig zijn als uw kat geen nierdieet wil eten.
- Als bij bloedonderzoek vastgesteld is dat er sprake is van een laag kalium, kan het nodig zijn om extra kalium aan uw kat te geven.
- Als uw kat een hoge bloeddruk heeft, zal er medicatie gegeven moeten worden om de bloeddruk te verlagen.
- Als er aanwijzingen zijn voor een blaasontsteking zal uw kat voor langere periode (meestal 4 weken) behandeld moeten worden met antibiotica
- Als uw kat veel braakt en/of slecht eet kunnen er medicijnen gegeven worden om de maag te beschermen (een maagzuurremmer) en tegen de misselijkheid. Door deze medicatie gaan de meeste katten beter eten.
- Als er sprake is van eiwitverlies via de nieren kan er medicatie gegeven worden om dit eiwitverlies iets te beperken. Het medicijn dat voor eiwitverlies gegeven wordt is Semintra.
Semintra is een angiotensine recepter blokker. Angiotensine is een stof die deel uitmaakt van een systeem in de nieren die onder andere de bloeddruk regelt. Bij nierproblemen is dit systeem ontspoort en is het belangrijk om het te remmen. Semintra zorgt niet alleen voor het afnemen van de uitscheiding van eiwit door de nieren, maar remt ook andere schadelijke effecten op de nier. Daarom is het huidige advies om bij katten met nierproblemen te starten met semintra zolang ze niet in een crisis verkeren. Aan dieren in een crisis, dat wil zeggen met hele hoge nierwaarden die er slecht aan toe zijn, mag semintra niet gegeven worden.
Het voordeel van semintra is dat het door de meeste katten goed geaccepteerd wordt door de voeding. Daarnaast zorgt semintra bij de meeste katten voor een toename van de activiteit en een toename van de eetlust.
Samenvatting
Nierfalen is een veel voorkomend probleem bij de kat. Het kan leiden tot onder andere veel drinken en plassen, slecht eten en vermageren. Nieren die beschadigd zijn zullen niet meer beter worden maar langzaam steeds verder achteruitgaan. Gelukkig zijn er steeds meer mogelijkheden om een kat met nierproblemen zo lang mogelijk goed te houden. Hiervoor zal per kat een toegepast behandelplan gemaakt worden.