Alle pups worden standaard ingeënt tegen een aantal verschillende ziekten. In Nederland worden pups op 6 weken leeftijd gevaccineerd tegen Hondenziekte en Parvo, op 9 weken leeftijd tegen Parvo en de Ziekte van Weil en op 12/13 weken leeftijd tegen Parvo, Hondenziekte, Hepatitis en de Ziekte van Weil. Daarnaast kunnen pups vanaf 9 weken ook ingeënt worden tegen kennelhoest en vanaf 12 weken tegen hondsdolheid.
Daarna worden honden volgens het vaccinatieschema pas weer op 1 jarige leeftijd ingeënt.
Nu is het zo dat pups van de moeder bij de geboorte en via het drinken bij moeder antistoffen tegen Parvo, Hondenziekte en Hepatitis binnen kunnen krijgen. Pups die voldoende afweerstoffen van hun moeder hebben (de zogenaamde maternale afweerstoffen) zullen zelf geen afweer aanmaken als ze ingeënt worden. Pups gaan pas zelf reageren op een vaccinatie als de afweerstoffen voldoende gedaald zijn. Wanneer dat is, verschilt per pup (zelfs in hetzelfde nest zijn er verschillen tussen pups). Aan de buitenkant is niet te zien wanneer een pup gevoelig is voor een vaccinatie, vandaar dat pups een aantal keer ingeënt worden. Het blijkt echter dat bij sommige honden de maternale afweer tot 20 weken aanwezig kan zijn. Dat houdt in dat als honden daarna niet ingeënt worden ze onbeschermd rond lopen tot hun vaccinatie op 1-jarige leeftijd.
Daarom is het advies om op een half jaar leeftijd de bescherming tegen de verschillende ziekten te testen. Dit kan door een klein beetje bloed af te nemen. In het bloed kan dan het gehalte aan afweerstoffen gemeten worden. Als deze hoog is, betekent dit dat de hond pas weer over 1 jaar gecontroleerd hoeft te worden voor Parvo, Hondenziekte en Hepatitis. Wel zal hij/zij jaarlijks ingeënt moeten worden tegen de ziekte van Weil en indien nodig de kennelhoest.
Als blijkt dat een dier geen afweerstoffen heeft, kan de vaccinatie nog een keer gegeven worden. Het advies is dan om 3 weken later nogmaals de afweerstoffen te meten. Als deze dan hoog zijn, geldt weer dat een hond pas 1 jaar later weer gecontroleerd hoeft te worden.
Het voordeel van deze aanpak is dat we voorkomen dat dieren te lang onbeschermd rondlopen. Daarnaast kunnen we op deze manier heel gepast vaccineren.
De andere optie voor pups is om pups pas in te gaan enten als de maternale afweerstoffen voldoende gedaald zijn. Dit kan door vanaf 6 weken te starten met controle van de afweerstoffen. Als deze voldoende gedaald zijn volstaat een eenmalige enting voor Hondenziekte, Parvo en Hepatitis.
Wel zullen pups vanaf 9 weken ingeënt moeten worden tegen de ziekte van Weil en deze enting moet de eerste keer na 4 weken herhaald worden. De afweerstoffen tegen de ziekte van Weil worden niet getest omdat bekend is dat deze niet aanwezig blijven in het lichaam en na een jaar weer dalen.